Een empirisch onderzoek naar de theoretische veronderstellingen
Responsive regulation is een beleidstheorie die over de hele wereld op allerlei beleidsterreinen wordt toegepast. Het komt erop neer dat controlerende overheidsinstanties pas bestraffend moeten optreden als blijkt dat overtuigen niet werkt. Hoewel de theorie internationaal gezien al enige jaren furore maakt, kleven er verschillende onopgeloste vragen aan haar houdbaarheid en toepasbaarheid.
In dit onderzoek staan de vragen centraal naar de mate waarin controleurs in staat zijn om die handhavingsstijl toe te passen die aansluit op de motieven en mogelijkheden van bedrijven om wetten na te leven en naar de mate waarin zij de onbedoelde gevolgen van hun wijze van optreden in eigen hand hebben.
In het onderzoek is een aantal controleurs van de afdeling toezicht consumentenproducten van de NVWA gedurende vier dagen worden gevolgd tijdens hun eerste inspectie van bedrijven en daarnaast tijdens herinspecties van dezelfde bedrijven. Aan deze bedrijven is een schriftelijke vragenlijst voorgelegd over de mate waarin het eigen bedrijf volgens de contactpersoon bereid en in staat is de regels te volgen, de manier waarop zij het optreden van de controleurs hebben ervaren en de gevolgen die het optreden van de controleurs naar eigen zeggen zal hebben op de bereidheid en het vermogen om de regels na te leven.
Conclusie
Het onderzoek leidt niet tot de conclusie dat responsive regulation onbruikbaar is, maar wel dat er de nodige haken en ogen zitten aan haar toepassing in de uitvoeringspraktijk van de Voedsel- en Warenautoriteit. Zo was in het onderzoek niet altijd duidelijk op welke handhavingsstijl zou moeten worden overgeschakeld, omdat controleurs in vergelijkbare gevallen verschillende stijlen toepassen. Bovendien kwamen er in het onderzoek verschillende redenen naar voren waardoor controleurs er niet in slaagden de meest geschikte stijl toe te passen. Er kon sprake zijn van taalproblemen, onduidelijke of te rigide regels, of de toepassing van de meest geschikte handhavingsstijl kon op gespannen voet staan met doelen waaraan controleurs een hogere prioriteit gaven dan het bewerkstelligen van regelnaleving. Ten slotte bleken negatieve onbedoelde gevolgen ook niet beperkt te blijven tot bedrijven die controleurs hard hadden willen aanpakken. Daarvan was ook vaak sprake als ze de intentie hadden om overwegend overredend op te treden, doordat normadressanten geneigd waren het optreden als bestraffender te ervaren dan controleurs het hadden bedoeld.

Details
Auteur(s):
- Peter Mascini
- Eelco van Wijk
Jaar: 2009